Vluchtgegevens

In 2009 verscheen bij Liverse de bloemlezing Handkussen van de tijd met een keuze uit zijn eerdere dichtbundels. In Vluchtgegevens, Degenaars achtste bundel, wordt zijn vaste thematiek - tijd en liefde - belicht in de vele vluchtwegen die een mens tot zijn beschikking heeft, tot het uiterste moment daar is.

De gedichten van Job Degenaar (1952) hebben een 'pregnante zeggingskracht die zuiverheid en helderheid niet in de weg staan' (Bibliotheekdienst), 'laten een sterke indruk na en zijn vooral authentiek' (tijdschrift Vlaanderen). Zijn debuut in 1976 typeerde het Haarlems Dagblad destijds als een 'absolute must'. Hij schrijft 'mooie, melancholieke gedichten in eenvoudige, ongekunstelde taal' (Gooi- en Eemlander), die 'veel sterke beelden en verrassende regels bevatten' (BN/De Stem). 'Hij hanteert het medium poëzie op soms onovertroffen wijze' (De Geletterde Mens). 
 
Over Vluchtgegevens:
'Degenaar wist zich bundel na bundel te ontwikkelen tot een gedegen vakman die met z'n producten ontroering en aandacht weet af te dwingen en op z'n beste momenten het idee geeft dat hij, zoals Jan Greshoff ooit zo mooi omschreef, geheimen openbaart zonder ze te verraden. Hij brengt het lezen terug tot een trager proces dan we gewend zijn en dan, pas dan opent zich het oppervlak van de mededelingen, verdiept zich de tekst tot die wondere wereld die we zoeken als we tot poëzie in willen gaan' (Albert Hagenaars in Haagsche Courant). 
 

Eppie Dam berichtte over Vluchtgegevens (2011) in de Leeuwarder Courant: ‘In Degenaars achtste ademt alles poëzie en levensgeest. Hij weet waar een dichter de woorden haalt en Epicurius de liefde, de muziek en de letteren. Niemand schrijft hem – zelf geletterd en gelouterd – de wet voor, en in die vitale vrijmoedigheid gedijen zijn verzen. (…) Alles wat Degenaar treft, verandert onvermijdelijk in poëzie’.

 

2011

uitgeverij Liverse, EUR 14,00 incl. cd

ISBN: 9789076982816

De vrouw die in mij woont

De vrouw die in mij woont
kijkt uit het raam van een stil huis
en laaft zich aan de fado
de weemoed van de cello
het vuur van de gitaar
de waaierende zang


minstens één vergeefse liefde
kent ze, een val die haar deed
wankelen en misschien
een vijand in haar vlees

 

mooier is ze dan haar leven
zachter haar strelen dan haar handen
dieper haar kussen dan haar mond

De vrouw die in mij woont
werd onvermijdelijk poëzie

Wat avond met een haven doet

Gewichtloos glinsterwater
de havenlichten wiegen
vissersboten liggen
in blauw verankerd

Een man, roerloze reiger
zit in brons gegoten
in z’n hand een schepnet
waaruit geolied daglicht lekt

hij verroert, slaat toe
een plons, maar niets
dan zijn silhouet met net
en het fronsen van de rivier

Zo leeg is het nu geworden
dat iemand sterren strooit
en het intiem rumoer me wenkt
dat uit verre bars bij vlagen aanwaait