Za

13

maart

Alex Roeka en de zeef van mijn geheugen

Op 10 maart jl. was er op NPO-1 een intrigerende aflevering van Het uur van de Wolf  te zien, getiteld Alex Roeka, Engel en Beest, een portret door regisseur Arno Kranenborg van de singer/songwriter over diens angsten als kind in Ravenstein, zijn internaatsjaren bij de fraters, zijn Amsterdamse leven, zijn mislukte huwelijk en zijn zoon die hem van jongsaf niet meer wilde zien.   

 

De eerste keer dat ik Roeka, pseudoniem voor Lex van Mourik, meemaakte, was, voorzover mijn geheugen het bij het juiste einde heeft, bij 'intiem literair theater Salon Saffier', toendertijd gehuisvest in een werfkelder aan de Utrechtse Nieuwegracht.  waar ook Jana Beranová en ik als dichters acte de présence gaven. De literaire salon was opgericht en voortvarend gedreven door Marijke van Dorst (en partner Niels Bokhove). Roeka's liedteksten, die in al hun eenvoud teder en navrant zijn, en zijn donkere indringende stem maakten grote indruk op me. Ik kende Jana via onze gezamenlijke PEN-activiteiten, dus die samenkomst moet na 2005 zijn geweest. Maar is deze herinnering ook te staven? Digitaal is hierover niets terug te vinden. Het kan dus net zo goed inlegkunde van mijn geest zijn.

 

Voor het weekblad De Noordoostpolder heb ik Roeka ook gerecenseerd, vermoedelijk in een Cabarestafette-aflevering in 2008. Wanneer ik zijn cd 'Hadeskade' in bezit kreeg, weet ik niet meer: bij Salon Saffier (de cd dateert uit 2006) of in theater 't Voorhuys in Emmeloord. 

 

Maar Roeka bleef in mijn geest overeind en me door de jaren heen fascineren, met zijn ongekunstelde, ongeslepen fijngevoelige liedteksten, zoals in 'Leer me de liefde weer' en 'Noem 't geen liefde', die openen met:

 

Ik zal niet praten, niet meer vragen nu,

Niet denken aan wat komt.
Niet meer behagen en jagen naar
Wat daarginder ergens lonkt.
Ik zal niet foezelen en snoeven,
Me niet meer verschuilen in de schijn,
Maar stil met jou de nacht in drijven
Alsof we al achter het einde zijn.

 

En leer me de liefde weer, de liefde, de liefde weer.
Leer me de liefde weer, de liefde weer.

 

en 

 

Noem 't geen liefde

We kennen elkaar nu al zeven jaar, zeven diepe krassen in de muur.
Achter in de kamer zing je met je hese stem: 'Liefde is het hondje van m'n ziel.'

We zagen elkaar zomaar in 'n straat, waren naar het grote onderweg.
Er was iets dat ons samenhield daar even voor 'n nacht,
daarna niet meer losliet uit z'n klem.

Noem 't geen liefde, alsjeblieft, noem 't wat je wilt, maar noem de liefde
liever niet. De ochtend schiet over het land. Ergens in de rand van het bos
zit de havik stil te wachten of er al een haas of houtduif komt.