Oud-topdiplomaat en dichter Maarten Mourik (1923 - 2002) en diens derde vrouw, kunstenares Margrieth Zijlstra, heb ik in de jaren negentig en begin twintigste eeuw meermalen mogen ontmoeten, ook in zijn bijzondere oude stolpboerderij in Callantsoog. In Vrij Nederland (17 februari 2001) interviewde ik hem over zijn bewogen leven en zijn poëzie, maar ook over de destijds veelbesproken aanklacht die hij had ingediend tegen de vader van Maximá, Jorge Zorreguieta, vanwege diens rol ten tijde van Videla's militaire junta in Argentinië. Maarten was een oprechte, beminnelijke man die zich ernstig zorgen maakte om de vermenging van de familie Zorreguieta met de Oranjes door het naderende huwelijk van onze kroonprins Willem-Alexander met Maximá. Zijn verfijnde, soms ook hartverscheurende poëzie werd slechts in beperkte kring opgemerkt.
Nog eenmaal...
O, nog eenmaal mijn wang aan de jouwe te leggen
En dan, zonder iets te zeggen,
Het licht over je goudhaar te zien spelen -
Hoe zouden alle wonden helen.
Maar je zachte wang is tot aarde verteerd
En je haren zijn in grassen verkeerd
Waardoor de rillingen der winden lopen -
Zo blijven alle wonden open.
(uit De Gids, 1954)
Bomenpaar
Zo op het gezicht
houden zij afstand:
ieder zijn eigen
lucht en licht
en tijd van bloeien
-alleen als het hard
waait, dan raken
hun takken verward-
maar hun wortels
zijn mettertijd
diep en dicht
ineen gaan groeien
Uit Van bomen, plaats en tijd (uitg. Agathon, Weesp 1984)
Verre reis
Hangmat tussen dennen,
hommel zoemt om canna’s,
muggen dansen rond oleander,
vliegtuigsporen tegen hardblauwe lucht,
witte vlinder
op bougainvilla,
tortels koeren
in wuivende toppen
als in Luxor’s tuinen,
bleke sikkel van late maan:
zomaar een
verre reis
in eigen tuin.
Uit Sluitingstijd (uitg. Conserve, Schoorl 2003)