Wo

31

mei

Recensies - een late greep

Vanaf 2003 zijn er bewuster recensies bijgehouden, ook omdat het makkelijker werd door digitale systemen.

Van voor die tijd dateren enkele frasen: 
 
BERICHT VOOR GELOVIGEN (S.D. - 1976)

‘een absolute must’, Haarlems Dagblad over Bericht voor gelovigen (1976)

 

'T VLAK LIGT KLAAR (1989)

Zijn gedichten hebben een zeer sobere zegging, maar laten een sterke indruk na. En vooral zijn ze uitermate authentiek  (Tijdschrift 'Vlaanderen' over ’t Vlak ligt klaar,1989)
 
DE HELDERHEID VAN MORGENS (1992)
'gedichten die vooral treffen door hun mooie beelden' (Noordhollands Dagblad over De helderheid van morgens,1992)

 

VAN DE ARENA EN HET LASTDIER (1995)

Peter de Boer in Trouw (1995):

Job Degenaar: Van de arena en het lastdier. Thomas Rap, Amsterdam; 40 blz. - ƒ 22,50.

Het talent van Job Degenaar, zo blijkt uit zijn nieuwe dichtbundel 'Van de arena en het lastdier', is een bescheiden talent. Degenaar is, afgaande op het decor van zijn poëzie, een liefhebber van strand, bos, beemd en zonovergoten rivieren. Zijn groene romantiek wordt echter lang niet altijd overtuigend voor het voetlicht gebracht. Hij spreekt van 'tijdloze vergezichten' maar laat niets zien, hij constateert 'de akkers ruiken naar aarde' en kijkt de lezer daarbij, zo stel ik mij voor, verwachtingsvol aan. Daarbij heeft hij een voorliefde voor clichés: 'oud oktoberlicht', een meisje 'met de lente in haar oogopslag' en, in het slotgedicht, een 'meeslepende finale', een slotakkoord dat 'verwaait' en 'een woelig leven'.

Toch weet hij het op andere momenten wel degelijk treffend te zeggen, bijvoorbeeld waar hij schrijft dat de natuur ons langzaam weerloos maakt, 'als bunkers belaagd door vrede'. Een geslaagd gedicht is 'Vaders nipte terugkeer', waarin een vader een attaque maar net overleeft, hetgeen dankzij het nogal geestige woordgebruik precies de goede gevoelswaarde meekrijgt: 'De machinerie van toe- en/ afvoerslangen ruist, zoemt,/ flitst codes van onmacht / / maar stuurt hem in / z'n zachte landing bij'. Het gedicht 'Josefov, joods kerkhof' schat ik nog iets hoger, vooral vanwege de fraaie openingsregels: 'Hier, onder de vlierbomen, verscholen / tussen de koolbruine weedom van de stad, / bloeide eeuwen uitbundig de dood / Gedenkstenen schoten de grond uit, / elkaar verdringend om licht'. De conclusie moet dus zijn dat ziekte en dood Degenaar tot betere poëzie inspireren dan herfstlicht en lentegroen.

 

DUS DIT IS ZOMER (1998)

 

Job Degenaar is een romantische dichter met gevoel voor de realiteit. Mede daardoor kan Degenaars lichte ironie plots omslaan in vlijmscherp cynisme, zijn melancholie in grote hartstocht. (Thomas Rap)

 

NBD|Biblion recensie:

Een nieuwe bundel van deze dichter, die zijn gevoel voor romantiek weet te verbinden met een zin voor realiteit. Liefde is een thema in deze poëzie, maar uit heel veel gedichten blijkt ook een grote verbondenheid met de seizoenen, het weer en met flora en fauna. Hij voelt zich aangetrokken door strand en water, maar hij ziet ook wat daarmee en daarin gebeurt. Er is sprake van verdriet en gelatenheid, maar tevens van verzet en ook is er het medeleven met de migranten, die hier, soms onder weer een andere identiteit, hun brood moeten verdienen of aan hun ziekte bezwijken. Deze bundel kenmerkt zich door een grote verscheidenheid; zelfs aan een paar haikoe-achtige gedichten ontbreekt het niet, maar de leesbaarheid heeft daaronder niet te lijden. Een boeiende bundel van een dichter, die misschien toch te weinig aandacht krijgt.
(Biblion recensie, Martin Mooij, 1998.)

 

HUISBROEI

Henk Aalbers, Zoeken op het strand  (De Gelderlander, 21 juli 2003):

"Poëzie is zoeken. Niet kordaat, niet systematisch, maar anders. Tijd speelt geen rol. Hóe je zoekt, daar gaat het om. Vondsten zijn meegenomen.”

“De lezer die poëzie beschouwt als aandachtig, verwachtingsvol zoeken, vindt in deze bundel van Degenaar, zijn vierde alweer bij deze uitgever, veel van zijn gading.”

BOEK VAN DE DAG (Gooi- en Eemlander, Leidsch Dagblad, Haarlems Dagblad,

IJmuider Courant, 13-08-2003):

“De wijze waarop hij zijn kunst relativeert, maakt mede de kracht uit van zijn poëzie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het heel goede gedicht Huisbroei, waaraan de bundel zijn titel ontleent.”

“veel sterke beelden en verrassende regels”

 

Y. Né, Wachten op een zee (BN / DeStem, 03-10-2003):

 

“Job Degenaar schrijft mooie, melancholieke gedichten in eenvoudige, ongekunstelde taal. Ook in zijn nieuwe, pas verschenen bundel Huisbroei geeft hij daar blijk van. Over onvervulde of uitgebluste liefde gaat het, over de natuur, de dood en andere afgekloven dichtersthema’s, maar Degenaar brengt ze overtuigend tot leven.” (???)

 

“Want hoewel Degenaar een begenadigd schrijver is zul je hem in deze bundel nooit op humor of relativering kunnen betrappen. De bundel is zo loodzwaar dat mijn boekenkast er bijkans van in elkaar dondert. Degenaar is behoorlijk bezig met De Grote Existentiële Thema’s over leven, vergankelijkheid en dood. Nou zal het leven ook geen pretje zijn als je in Lemmer woont en literatuur-paus van Flevoland bent, want er zijn echt inspirerender plekken in Nederland te vinden.”

“Op natte drankscheten zoals deze bundel kan toch niemand op zitten wachten? Of heb ik het soms mis?”

Lammert Voos, Het leven is een tranendal bij Job Degenaar (De Roskam, 05-10-2003) 

Een gedegen vakman die ontroert (Albert Hagenaars, Haagsche Courant, 14-10-2003):

“Degenaar is destijds niet met vliegende vaandels onze poëzie binnengestormd, maar wist zich bundel na bundel te ontwikkelen tot een gedegen vakman die met z’n producten ontroering en aandacht weet af te dwingen en op z’n beste momenten het idee geeft dat hij, zoals Jan Greshoff ooit zo mooi omschreef, geheimen openbaart zonder ze te verraden.”

“Met dit soort regels, dit nadrukkelijke streven naar een spannende balans tussen het gewone en het bijzondere brengt Degenaar het lezen terug tot een trager proces dan we gewend zijn en dan, pas dan opent zich het oppervlak van de mededelingen, verdiept zich de tekst tot die wondere wereld die we zoeken als we tot poëzie in willen gaan. Degenaar lijkt over zijn dagelijkse wedervaren en mijmeringen te berichten, maar geeft de lezer in feite ervaringen door en meestal zijn die wezenlijk. In dat opzicht voldoet hij aan een criterium voor wat goede poëzie is zoals T.S. Eliot dat formuleerde.”

“Poëzie heeft de laatste decennia veel veren moeten laten aan andere, snellere media en overdrachtsvormen. Het lijkt erop dat de moderne tijd met al z’n stress en zucht naar kicks vanzelf een nieuwe behoefte oproept, of een actuele versie van een vertrouwde, waar de dichtkunst in kan voorzien. Degenaar heeft dat alvast begrepen en als het aan zijn makkelijk ogende verzen ligt, zullen veel lezers dat kunnen beamen: alles zwijgt en elke lichtval / die ontvlamt, verkopert: / tijd voor nageslacht / en resistente verzen.”

 

Voor de volledige recensie zie: www.alberthagenaars.nl 

Martin Mooij, Biblion 2003:

“Nieuwe bundel van deze dichter (1952), waarin afscheid, dood en berusting een belangrijke plaats innemen, maar waarin het ook om het landschap en het reizen blijft gaan.”

“De gedichten vragen aandacht, maar ze zijn toegankelijk. Er wordt weinig voor de lezer verborgen gehouden en toch is er sprake van een wezenlijke diepte.”

 

Er zijn door te kijken, Edith de Gilde (Meander, 07-12-2003):

”Ik lees Job Degenaar het liefste als hij zich zo intens met zijn onderwerp bezighoudt, er zo scherp en liefdevol naar kijkt, dat hij zichzelf schijnbaar vergeet en juist daardoor aanwezig is.” ”De laatste cyclus ('Het wit waarheen ze terug zal keren') vormt wat mij betreft het hoogtepunt uit de bundel.”

George Reitsma, De nieuwste bundel van Job Degenaar (Schoon Schip 2003/4):

“De nieuwste bundel van Job Degenaar is opgebouwd uit vijf delen die duidelijk van elkaar gescheiden zijn (…). De thematiek die de vijf onderdelen verbindt is die van een poëtische werkelijkheid. Deze is (…) resonantie van een innerlijke harmonie die ver afstaat van al het harde leven en in fijnzinnige beelden en vormen decoratief en met gevoel voor ironie en muzikaliteit deze lichtvoetige zachte innerlijke muziek tot uitdrukking brengt. Het leven kent in deze poëtische realiteit buitensporig mooie momenten, men zou ze bij voortduring willen ervaren en ze bij lezing willen herbeleven, maar ook in deze door woorden opgeroepen werkelijkheid komt toch ook het dreigende besef van vergankelijkheid om de hoek kijken.”

“In mijn bespreking van Job Degenaars derde bij Thomas Rap uitgegeven bundel ‘Dus dit is zomer’(Gevederde gevoelens. Schoon Schip. 6de jrg. nr. 1, 1998, p.58 v.) heb ik gewezen op de mooie, serene, aan de kalverliefde ontstegen erotiek met de onvermijdelijke eb- en vloedbeweging van de vergankelijkheidgevoelens die erbij horen. Zie ik het goed, dan is de vergankelijkheid in deze bundel sterker aanwezig en ook beter dan in de vorige geïntegreerd.”

“Met verwijzing naar Degenaars muziek besluit ik met te zeggen over deze gedichten dat ook deze weer de gezeefde neerslag zijn van fraai gearrangeerde brokken sensitieve ervaringen en overpeinzingen die als zuivere sneeuwvlokken neerdalen in het psychische landschap van de daarvoor gevoelige lezer. En evenals bij de vorige bundel kan ik ook weer zeggen: Dus dit is poëzie!”

 

Adriaan Jaeggi, Grote opruiming (Het Parool, 02-01-2004):

“Job Degenaar is de huisdichter van uitgeverij Thomas Rap. Hij publiceerde er reeds drie dichtbundels en zijn vierde, Huisbroei, verscheen in juli 2003. Degenaar schrijft al meer dan een decennium heldere, suggestieve poëzie die een groot publiek zal aanspreken. Hij heeft dat publiek alleen nog niet bereikt. Dat kán niet lang meer duren.”

 

Iris Van de Casteele, Huisbroei van Job Degenaar (Weekblad Vrij Maldegem, 02-01-2004, Adegem Literair en Hernehim Cultuur):

“De gelaagdheid van vele van de gedichten is opvallend. Telkens weer weet hij zijn queeste te ondersteunen door nieuwe ervaringen en ingevingen. Zijn scherpe observaties leiden tot een levenswijsheid die niet iedereen gegeven is.”

“Met stijgende interesse las ik ieder gedicht uit 'Huisbroei' van Job Degenaar, en dit tot op het einde van de laatste cyclus: "Het wit waarheen ze terug zal keren": het fysiek en psychisch aftakelen van de mens in de tijd. Of hoe diezelfde tijd alles verslindt, en slechts gebeente nalaat. Diep ontroerd kreeg ik een krop in de keel bij het lezen van deze cyclus gedichten. Omwille van zijn poëtische schoonheid én diepmenselijkheid, valt deze bundel aan te prijzen.” 

 

HAVENKLANKEN (2010) door Frank Decerf in De Boekhouding, drietalige verzameluitgave van Wilfried Bienek (D), Job Degenaar (NL), Peter Holvoet-Hanssen (B), Roger Nupie (B), Annmarie Sauer (USA) en Fred Schywek (D):

 

"En als we nu eens een bundel maakten met havengedichten…” moet de gedachte zijn geweest. Een inderdaad hoogst interessante invalshoek. De haven is doorheen de eeuwen altijd al een bijzondere plaats geweest. Ze heeft altijd al als aantrekpleister gewerkt. Havens spreken tot de verbeelding en daar waar verbeelding speelt, worden dichters aangetroffen.

Met een betrouwbare bemanning van 6 internationale auteurs werd de uitdaging aangegaan. Waarden als Wilfried Bienek (D), Job Degenaar (NL), Peter Holvoet-Hanssen (B), Roger Nupie (B), Annmarie Sauer (USA) en Fred Schywek (D) stortten zich op dit karwei.
Havenklanken is een meertalige bundel geworden met Duitse, Engelse en Nederlandse versies van de verschillende thema's. Die bereiken op die manier een ruim publiek. Van Bienek is:

Nooit zonder haven

Zonder haven wisten schepen niet waarheen.

Toegang van water tot land, van zee tot ‘t thuis.
Grauwe wallen van de stad. Thuis achter kaaien. De vaste burcht.
De havenstad uit mensen aan levenslange ankers.

Stinkend staat de vis in ‘t water, ruikt nooit zichzelf.
Meeuwen vissen uit troebele wasem, spoken achter schepen.
Na elke zondvloed laagtij met nieuwe bemanning.

Ratten blijven, maar mensen zinken van boord in de bodem.
De zeeman hijst zijn bruiden naast het schip. Dan blaast hij aan
de storm in harten, die noch niet kloppen, voor weldra.

Neem me mee Kapitein op container. Verzadigt de haven
niet allen? Stomme machines. Mensen onder stoom. Schepen
met hemelbedden en moordtuig portvrij Villa Kakelbont.

Gene zijde of langszij. Wie niet wil vergaan, gaat
onder mensen en wie wil dito. Verzekerde Robinsons wachten
op Vrijdag die nooit verlaat wat hij is: een eiland.

Zonder haven wisten schepen niet waarheen.


Bij Bienek wil de dichter op de vlucht slaan, hij heeft het op het land gehad en voor hem is de zee de adequate ruimte om het geluk op te zoeken en te herontdekken. Fred Schywek kampt met het onmeedogenloos afscheid dat de dood ons oplegt. Doodgaan is een nooit eindigende zeereis beginnen. Annmarie Sauer herinnert aan de roemrijke dagen van de noeste Vlaamse scheepsherstellers en de onomkeerbare teloorgang van de scheepswerven omwille van economische verschuivingen. Roger Nupie begint met zijn klassieker De inscheping: een swingend gedicht dat in geen enkele anthologie mag ontbreken. Peter Holvoet-Hanssen versterkt de bundel met Vrijbrief: het eerste stadsgedicht dat hij voor Antwerpen creëerde. Job Degenaar laat ons genieten van een verstild havenbeeld op het einde van een drukke dag. Trefzekere observaties brengen de lezer tot rust.
Naast de individuele creaties schreven de deelnemende auteurs onder de dekmantel Charles Kléber gezamenlijk een cyclus in 48 regels. Een interessant experiment. Havenklanken brengt een schare dichters samen die kwalitatieve gedichten schrijven. Qua indeling is de bundel soms verwarrend. Het door elkaar laten vloeien van de diverse talen kan als storend worden ervaren. Het belangrijkste blijven uiteraard de gedichten zelf. De selectie die de uitgever samenbracht is een staalkaart van maritiem gerichte poëzie waaraan toch wel nood was. Ze kunnen gelezen worden zonder zeeziek te worden…

Hafenklänge-Havenklanken-Sounds of Harbour, World Internet Books, Duisburg-Antwerpen, 2010, ISBN 978-3-8391-7264-3

 

HANDKUSSEN VAN DE TIJD, EERSTE DRUK (2009)

Marjan Bex in Leeswolf:

'Degenaar formuleert wat hij ziet in een eenvoudige, begrijpelijke taal. Zijn metaforen zijn to the point en staan stevig met beide voeten op de grond. Daardoor zullen ook lezers die denken moeite te hebben om poëzie te kunnen lezen of begrijpen, sneller geneigd zijn 'Handkussen van de tijd' te doorbladeren en stil te staan bij de mooie formuleringen waarin Degenaar zijn emoties giet. Dit is kortom een geslaagde uitgave met een breed palet aan onderwerpen.' 

 

Jelle Edelenbosch in Zuid Friesland, 16 december 2009, Job Degenaar zegt het met fraaie poëzie LEMMER Hij is al naar Antwerpen geweest vanwegehet verschijnen van zijn nieuwe boek ‘Handkussen van de tijd’,In deze bundel is een bloemlezing van zijn eerste zeven dichtbundels opgenomen. Job Degenaar uit Lemmer heeft een mooi boek met prachtige inhoud gemaakt en natuurlijk wordt daar ook in deze krant aandacht aan besteed. Tijdens onze correspondentie via e-mail vroeg Job Degenaar namelijk of het mogelijk was enige aandacht aan het boek te schenken in de Zuid-Friesland. “Om de commercie vraag ik je dit niet: poëzie is een verliespost, maar wel een mooie”, schreef hij. Prachtige zin en voor mij aanzet de bundel snel ter hand te nemen. Het was een eerste kennismaking met het werk van Job Degenaar en het bleef boeien. Job Degenaar ontving in 2006 uit handen van toenmalig burgemeester Jo Bosma van de gemeente Lemsterland de tweejaarlijkse Fedde Schurer Cultuurprijs (2005) voor zijn verdiensten voor de kunst en cultuur in de gemeente. In 2008 won hij de Plantage Poëzieprijs van de Vereniging Vrienden van de Plantage (Amsterdam). het met fraaie poëzie Toon Tijdens Tijdens het lezen van het boek, dat nog vaak herlezen herlezen zal worden, worden, kon ik niet anders dan concluderen dat dit volkomen terecht is. Het is eerst even wennen, poëzie, maar al snel raak je in de ban van de spitsvondigheden. Het is als met een uitvinding waarbij je denkt “dat had ik zelf ook kunnen uitvinden”. Ogenschijnlijk eenvoudig, maar in de praktijk o zo lastig om een gedicht‘rond te breien’. Hetis de toon die de muziek maakt en die is in deze bloemlezing heel welluidend. Allerhande onderwerpen komen aan bod. Uiteraard ook het onderwerp van menig lied en menig gedicht: De Liefde. Heel aansprekend zijn die onverwachte wendingen, want in de liefde kan het ook misgaan. Juist dan lijkt het wel alsof schrijvers, maar ook componisten, tot topprestaties komen. Het nu volgende gedicht met als titel ‘Aan een oud Utrechts liefje’ sprak me zeer aan: Later zocht ik die plek nog wel op waar je zo droevig mooi me kuste in het meigroen tegenlicht van bomen doopte je je benen ik was de eend die zwom tussen bloeiende oevers en de kaalslag daarachter niet vermoedde Ik heb te lang op je gewacht je brieven liggen in de Oudegracht. ‘Handkussen van de tijd’ telt 78 bladzijden en is uitgegeven door Uitgeverij Liverse, ISBN 9789076982649 en heerlijk ‘voer’tijdens de feestdagen. 

 

VLUCHTGEGEVENS (2011)

Eppie Dam berichtte over zijn bundel Vluchtgegevens (2011) in de Leeuwarder Courant:

 

Job Degenaar – Vluchtgegevens Liverse, Dordrecht; 98 blz.; €14 Taaldier Job Degenaar (1952), ‘product van een Alkmaarder kaaskop / en een laat-maarwaaien-Haagse’, maakte in 1976 zijn dichtersdebuut. Sindsdien volgden de titels elkaar op. In 2009 verscheen een bloemlezing uit zijn eerste zeven bundels, ‘Handkussen van de tijd’. Twee jaar eerder stelde hij een kleine bloemlezing samen uit werk van anderen, geselecteerd onder het motto ‘poëzie die niet alle banden met de werkelijkheid verliest’. In Degenaars achtste ademt alles poëzie en levensgeest. Hij weet waar een dichter de woorden haalt, en Epicurius de liefde, de muziek en de letteren. Niemand schrijft hem – zelf geletterd en gelouterd – de wet voor, en in die vitale vrijmoedigheid gedijen zijn verzen. Ze getuigen van een onafhankelijke kijk op het bestaan: een visie die hem past en waar hij niet van afwijkt. Het openingsgedicht ‘The look of love’ is een springlevende ode aan de geliefde, miljarden jaren naar de dichter ‘toe gekweekt, triomfantelijk / glanzend in haar sambaslipje / dat voorbijduizelt richting vloer’. De gedachten gaan uit naar een vrouw van vlees en bloed, maar ze zou ook zomaar, tegelijk, uit woorden geschapen kunnen zijn. De eerste afdeling sluit af met de regels: ‘De vrouw die in mij woont / werd onvermijdelijk poëzie’. Alles wat Degenaar treft, verandert onvermijdelijk in poëzie. Van ‘Klein Elysium in het Haringvliet’ tot ‘Lotte van het Vondelpark’; van ‘Waddenwoede’ tot ‘Noordoostpolderblues’; van ‘Levenskwaliteit’ tot ‘Doei, Mister Death’ (‘Meneer dacht in z’n doorkijkjas / toch niet me hier te strikken / bij ’t spattend brandingsgoud?’). Zo bestrijkt hij een veelkleurig landschap aan werkelijkheden, met de verve van iemand die de dag recht in het gezicht ziet en het leven omarmt. Degenaar is de man van de verrassende invalshoek. Neem ‘De pijnbomen van Vincent’, waarin een relatie wordt gelegd tussen de geestestoestand van Vincent van Gogh en het gesticht tussen de bomen dat hij schilderde: ‘Ben jij dat, Vincent, zelf niet / zo’n boom die zich kronkelt / onder de staalblauwe lucht?’ Of lees ‘Zonnestormen’. Nooit had de dichter van de zon vermoed ‘dat ze problemen had’ en dat ‘het daar ongekend kon razen’. Hij treedt haar in de slotregels met eerbied tegemoet: ‘Kom, dacht ik vanmorgen / laat me eens diep voor je buigen’. ‘Hartgrondig tegen de dood geleefd’, ziet ook Degenaar – de dichter van tijd en liefde genoemd – het uiterste moment onder ogen. Hij is ‘dat arro-lachje’ van Meneer niet vergeten, en hij weet wat het betekent. Misschien wenst hij stiekem een voorbeeld te nemen aan zijn vader, van wie hij vertelt dat hij vrolijk en grappend heenging. Ook hem komt hij tegemoet. ‘Niet te vellen woudreus valt / (…) op weg naar het einde / onhoudbaar in mijn armen’. Job Degenaar FOTO LC/WIETZE LANDMAN EPPIE DAM

 

De Vluchtgegevens van Degenaar, door Roger Nupie in De Boekhouding:

 

Voorheen verschenen er van Job Degenaar zeven bundels: Bericht voor gelovigen (1976), Het wak (1980), 't Vlak ligt klaar (1989), De helderheid van morgens (1992), Van de arena en het lastdier (1995), Dus dit is zomer (1998) en Huisbroei (2003). Daaruit werd een bloemlezing samengesteld, Handkussen van de tijd (Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2009). Tevens werd een selectie uit zijn poëzie in het Pools vertaald door dr. Jerzy Koch: Linia przyplywu (Vloedlijn), verschenen bij de University of Wroclaw Press, 1991.
Mooie, melancholieke gedichten in eenvoudige, ongekunstelde taal, lezen we op de achterkant van zijn nieuwe bundel, Vluchtgegevens, en dat klopt, al is die taal veel geraffineerder dan ze bij eerste lezing lijkt. De meeste gedichten baden inderdaad in een sfeer van melancholie, al zijn sommige dan weer speels en niet vreemd van enige ironie. Drie voorbeelden: Intiem heelal, over het bezoek aan een Turks bad, eindigt met De stoom trok weg / een vrouw kwam binnen / ook ik werd weer van vlees. In Doei, Mister Death lezen we in de derde strofe: Meneer dacht in z’n doorkijkjas / toch niet me hier te strikken / bij ’t spattend brandingsgoud? Tenslotte het gedicht Heden erwtensoep op Schier (zeer vrij naar Jan Hanlo) dat we in zijn geheel citeren: Glimmen de fietszadels in de schemer / stroomt het bokbier door de tap / rennen klassiek de obers rond / als hulpverleners in ’t verderf? // Dan is er erwtensoep bij Van der Werff.
Onstilbaar lied is een cyclus van zes gedichten die met zee en water te maken hebben, een gegeven dat ook elders in de bundel meermaals opduikt: de sloot, een pontje, de wadden, een waterval… De gedichten van Degenaar lijken wel miniatuurtjes waar vaak eenvoudige onderwerpen als een straat, een boom, dieren, een landhuis aan ten grondslag liggen. Hij weet zijn lens zo te richten dat het poëzie oplevert die verrast en ontroert.
Degenaar is tevens gitarist en zanger. Op het eerste en tweede Festival van de Europese Dichtkunst (2010 en 2011 in Bibliotheek Permeke te Antwerpen) liet hij het publiek met succes kennismaken met zijn dubbeltalent. Hij treedt geregeld op met zangeres Margriet Boomsma, met pianiste Jacqueline Hehakaya met wie hij klassieke muziek combineert met poëzie en met musici als Alex Brusse (saxofoon, klarinet en dwarsfluit) en Michiel Dhont (contrabas), met wie hij begin jaren negentig al jazz en poëzie samenbracht.
Job Degenaar heeft ook een mooie leesstem. De CD waarop hij zeventien gedichten uit de bundel heeft ingesproken is dan ook een leuk extra bij deze uitgave, die verscheen als nummer 5 in de Bordeauxreeks van Uitgeverij Liverse. Lees- en luistergenot gegarandeerd, daarom kunnen wij de lezer één gedicht uit een reeks favorieten niet onthouden:

Afterparty

Als we niet meer zijn
dan wie we waren

drijfveren
zijn gewist

en we daar liggen
de sporen zichtbaar

van een ongekend
levensfeest

doorrookte kleren
in het morgenlicht

ja dan, misschien dan
komt liefde nog even aan

Vluchtgegevens, Job Degenaar, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2011, ISBN 978-9-0769-8281-6
 

HANDKUSSEN VAN DE TIJD (TWEEDE DRUK, 2012)

 

VOORLOPIG SUBTOTAAL VAN JOB DEGENAAR door Tony Rombouts:

In de lijvige dichtbundel Handkussen van de tijd brengt Job Degenaar een ruime keuze uit 35 jaar poëzie. Hij grasduint daarbij uitvoerig uit zijn eerste zeven dichtbundels. Aanvankelijk ontpopt de dichter zich als een waarnemer die wat hij bemerkt op een originele en poëtische wijze tracht te verwoorden zoals in het gedicht Bij losgeslagen zeewier uit zijn eerste bundel Bericht voor gelovigen uit 1976. Het taalgebruik is eenvoudig en er volgen enkele nostalgische herinneringen, die wel raak geformuleerd zijn, zoals in Huis aan de Dubbeldamse Jaslaan.

Vanaf zijn vierde dichtbundel De helderheid van morgens (1992) graaft de dichter dieper in de taal. In de eerste cyclus Tussen de oevers van het niets wordt het verloop van een jaar geëvoceerd. De volgende cyclus, Scheidslijnen, behandelt werkelijk het relaas van een scheiding. De liefde is voorbij, maar wat er rest zijn mooi verwoorde herinneringen.

Gevoelens verdwijnen. Poëzie blijft. De cyclus Besloten vergezichten (mooie titel) is helemaal anders en bevat een aantal reisgedichten, die gaan van Vlaanderen tot zelfs in de Sahara, maar steeds slaagt de dichter er in zowel kleine details te vermelden als vindingrijke vergelijkingen te maken.

De vijfde dichtbundel Van de arena en het lastdier (1995) is vertegenwoordigd met een aantal losse gedichten, die voor een groot deel aan plaatsen zijn verbonden, zoals Texel, Praag en Sarajevo. Maar ook staat er een paard, is er een winterschilder en zelfs een peepshowmeisje wordt keurig omgetoverd tot een gedicht. Herinneringen doemen dan weer op, over het jongensinternaat tijdens de jaren zestig, of over zijn vader in het ziekenhuis.

Uit de zesde bundeling Dus dit is zomer (1998) werden 32 losse gedichten opgenomen. Het zijn opnieuw momentopnamen van een waarneming, soms getint met ironie, dan weer met nostalgie. De dichter mijmert graag: Hij is zo’n zomerdromer. Eppie Dam schreef ooit Alles wat Degenaar treft, verandert onvermijdelijk in poëzie. En dat heeft hij ook in Huisbroei (2003) bewezen. Of het nu over tienermeisjes gaat, een oud paar, of een oud lief, telkens worden zij raak gevat in woorden. Ook De kunst van het dichten wordt ons bijgebracht en dat als volgt: Ik geloof in het paardebloempluisje / waaraan je je vertilt als jet het vangen wil // en dat je in een zucht wegblaast / zodra het je verveelt // Dat zoveel ruimte aan je laat / dat het er bijna niet is als het er is // maar dat met fijne weerhaakjes / toch de aarde aan zich bindt.

In de cyclus Het wit waarheen ze terug zal keren wordt zelfs aftakeling en naderende dood verfijnd omgezet in aangrijpende poëzie. De afdeling Ongebundeld bevat verspreide gedichten, geschreven in dezelfde eenvoudige, maar toch steeds verrassende stijl waardoor Degenaar bewijst dat voor hem poëzie het vastleggen is van dat wat voor hem betekenis heeft. J’écris, donc je suis. Deze instelling levert voorlopig een mooi subtotaal van de memoires van een charmevol dichter.

Handkussen van de tijd, Job Degenaar, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2012, ISBN 978 94 91034 06 0

 

JOB DEGENAAR – Recht in de armen van de zon, door Joop LeibbrandMeander vanaf 26 aug, 2012:

 

Job Degenaar (1952) schreef de bundels Bericht voor gelovigen (De Beuk 1976), Het wak (U.M. Holland 1980) en ’t Vlak ligt klaar (Opwenteling 1989). Nadat uit deze drie bundels in 1991 een Poolse bloemlezing werd samengesteld, verschenen bij Thomas Rap De helderheid van morgens (1992), Van de arena en het lastdier (1995), Dus dit is zomer (1998) en Huisbroei (2003). Zijn achtste bundel, Vluchtgegevens, verscheen medio 2011 bij Liverse, waar al eerder (2009) de bloemlezing Handkussen van de tijd uitkwam. Dit jaar verscheen hiervan een nieuwe editie, die o.a. met 41 ongebundelde gedichten werd uitgebreid. Maar omdat de uitgever kennelijk Vluchtgegevens niet al na een jaar wilde kannibaliseren, ontbreken de gedichten uit deze laatste bundel. Jammer, want zo heb je niet de complete Degenaar in één bandje.

Op Contrabas deed Chrétien Breukers naar aanleiding van de verschijning van de uitgebreide editie van Handkussen van de tijd een poging te verklaren waarom Job Degenaar, die hem een ‘in zekere kring’ al jaren gewaardeerde dichter lijkt, toch niet helemaal wil ‘aanslaan’. Het zou kunnen komen, zo stelt hij, doordat de keuze voor zijn uitgevers hem te weinig ‘symbolisch kapitaal’ heeft gebracht: ‘Van bijna-geen (De Beuk) via een beetje (U.M. Holland) en heel weinig (Opwenteling) naar redelijk veel (Thomas Rap) en, tot slot, een stapje terug (Liverse).’
Hoewel Breukers dat laatste dan weer direct arbitrair verklaart, omdat je Liverse geen ‘kleine’ poëzie-uitgever kunt noemen. Dat is Liverse inderdaad ook niet, maar tegen de status van uitgevers als Querido, De Arbeiderspers, De Bezige Bij of Meulenhoff is het moeilijk opboksen. Daarnaast zag Breukers de mogelijkheid onder ogen dat Degenaars werk voor critici misschien niet ‘verontrustend’ genoeg is en ook niet zo ‘helder’ en ‘suggestief’ is, als Adriaan Jaeggi ons in zijn recensie van Huisbroei wilde doen geloven.

Uit de ruim tweehonderd gedichten van Handkussen van de tijd rijst het beeld op van een consistent dichterschap. Niet altijd even bevlogen, maar ambachtelijk sterk, vaardig en degelijk, steeds zintuiglijk en picturaal gericht. Degenaar toont zich in de eerste bundels vooral een goed observator. Scherp waarnemen leidt tot scherpe beelden, zoals ‘zon die zich// ontlaadt in de rivier, duizend/ naalden in het netvlies’, of ‘de streekbus die ieder uur/ een doos vol licht bezorgt’. Het zijn haast haikuachtige formuleringen van een dichter die zich opgenomen voelt in de natuur, maar in zijn natuurlyriek niets ‘zoetigs’ heeft.
Al vrij snel ontwikkelen zich duidelijk herkenbare thema’s, zoals liefde en – onvermijdelijk – teloorgang van die liefde. Het volgende gedicht toont Degenaar op zijn best: helder, concreet, verrassend.

Fenomenaal

Soms komt de liefde
uit de diepte stijgt ze op

zoals een vrouw
per roltrap naar de mode

Later zie je haar ineens
op het dek staan van een vrachtschip

schuift ze zingend onder een brug uit
recht in de armen van de zon

uit: De helderheid van morgens, 1992

Naast de liefde wordt het beleven van de tijd al snel een duidelijk motief, ook in combinatie met reizen, en worden er steeds meer biografische elementen toegelaten. Ik bespeurde bij mezelf een groeiende waardering voor deze poëzie, die wellicht haar hoogtepunt beleeft in de bundel uit 1995, Van de arena en het lastdier. Opvallend vond ik daarin de mooie, beheerste toon, bedachtzaam, verzorgd. Allerminst wereldschokkend, inderdaad niet vernieuwend, maar aangenaam licht filosofisch:

Media vita

Op een dag vonden we aanwijzingen
dat een onvindbare ons gemaakt had
die in alles beter was, zorgzaam
als een tuinder ons omgaf
en kwam halen op het laatst

we gingen patrouilleren, zochten
bij liefdes, idolen, idealen
doch overal eendere taferelen
als in de spiegeling van zeeën

Maar later, tussen de dagelijksheden
toen de aarde krachtig was doorbloed
kwam hij weer even om de hoek

In het begin van de bundel Dus dit is zomer lijkt Degenaar zich iets te forceren, neemt het ‘literaire’ al te nadrukkelijk toe: ‘Vannacht onder de sterren/ het aards verzet gezien// magistrale rusteloosheid/ in een roes van ritme steunend/ op het broze rijm van liefde/ de ogen sluitend voor daarna’.
Er lijkt soms ook iets van vermoeidheid in te sluipen, waarbij de vergankelijkheid haar rechten opeist. Enkele persoonlijke gedichten, o.a. over de vader, maken echter veel goed.

Huisbroei vind ik regelmatig minder, omdat het vaak lijkt alsof Degenaar de soepelheid en natuurlijkheid van het vroegere werk deels kwijt is. Het is, zou je kunnen zeggen, nog altijd wel ‘bekwaam’ geschreven poëzie, maar een tikkeltje obligaat, stijf, bedacht. Symptomatisch is dat hij hier regelmatig het eigen schrijverschap als onderwerp kiest en dat is toch vaak een teken van afnemende inspiratie.

Wachten op een zee

Een half leven lang
fossiele haaientanden gezocht
langs de vloedlijn bij Cadzand:
stil begin tussen rinkelende schelpen
uit de diepten losgewoeld

Komt een man vandaag met glimmende
spade, graaft z’n lichaamslengte diep
naar oude lagen, haalt die op, zeeft ze
en vindt in één middag meer
dan ik in een decennium

Graven en zeven: zou dat nu proza zijn
en mijn omweg poëzie?

De laatste regels halen naar mijn gevoel een gedicht dat heel veel potentie heeft, volledig onderuit.

Over de afdeling met ongebundelde gedichten moet ik streng zijn. Om te beginnen ontbreekt iedere verantwoording ervan; er is geen datering, er wordt niet duidelijk of ze alle uit portefeuille komen, of dat ze wellicht eerder wel al in tijdschriften werden gepubliceerd. Maar dat is het minste bezwaar. Veel erger is, dat al snel mijn leeshouding volstrekt veranderde. Waar ik eerst voornamelijk met instemming las, noterend wat me beviel, voelde ik me nu al snel steeds kritischer worden, kribbig zelfs. Met name de serie ‘beroepsgedichten’ detoneert en ook de afdeling light verse (‘licht zinnige gedichten’) had wel geschrapt mogen worden.

Liever beoordeel ik Degenaar op alles wat wél goed is. Dat is zoveel, dat het hem voldoende kapitaal verschaft om voortaan beschouwd te worden als een van onze toonaangevende dichters. Misschien niet de top, maar dan toch altijd nog de zeer verdienstelijke sub-top.

 

GLOBAL NIGHT CAR (2012), gemeenschappelijke uitgave van Susan Birkeland, Job Degenaar, Peter Holvoet-Hanssen, Clara Hsu, Devorah Major, Roger Nupie, Annie Reniers, Annmarie Sauer, Fred Schywek en Bart Stouten

 

De Boekhouding, door Bert Bevers 2012

Een zeer intrigerende uitgave is Global Night Car, een nieuw project van de jonge uitgeverij World Internet Books, die opereert vanuit zowel Duisburg am Rhein, Antwerpen als Hamburg. Het mag dan ook geen verwondering wekken dat de poëzie in dit fraai vormgegeven boekwerkje ook in het Duits te lezen is. De Duitse vertaling is van de hand van Fred Schywek. Maar dat is nog niet alles want er zijn ook Franse (Annie Reniers zette alles naar die taal om) en Engelse versies (waarvoor Annmarie Sauer verantwoordelijk was). Omdat het werk ook in het Nederlands te lezen is mag hier gerust gesproken worden van een heus internationaal initiatief.

Aan Global Night Car schreven Susan Birkeland, Job Degenaar, Peter Holvoet-Hanssen, Clara Hsu, Devorah Major, Roger Nupie, Annie Reniers, Annmarie Sauer, Fred Schywek en Bart Stouten mee. Mée ja, want het gaat hier om een gezamenlijk vervaardigde tekst. Het is aan de lezer om die als een eenheid te proeven. Want al zijn de namen van de auteurs dan bekend, uit niets blijkt wie nu exact voor wat verantwoordelijk is geweest. Dat moet een spannende ervaring geweest zijn voor de betrokken dichters. Normaliter zitten die immers toch alleen hun eigen werk te sleutelen, waarvoor zij en niemand anders de verantwoordelijkheid dragen. Chapeau voor de onderneming, want ze mag wat mij betreft beslist als geslaagd worden beschouwd.

Een fragment als voorbeeld: de oceaan is postkaartkalm / wolken pluimend doorheen lagen blauw / rokerig, roodborstei, donkere zijde, / Venus flirt met de komende nacht / de maan verdikt als een voor een / vuren beginnen te bloesemen langs de kust. In het Engels luidt dat zo: the ocean is postcard calm / clouds feathering through layers of blue / smokey (dat moet natuurlijk smoky zijn – BB), robin’s egg, dark silk, / Venus flirts with the oncoming night / the moon fattens as one / by one fires start to blossom along the shore. Om nog meer te kunnen vergelijken ook het Duits: der Ozean ist postkartenstille / Wolken federleicht durch Schichten von Blau / rauchig, Rotkelcheneier, dunkle Seide, / Venus flüstert mit der aufkommende Nacht / der Mond wird fett als nach und nach / die Feuer leuchten an der Küste. En vooruit, ook het Frans: l’océan est d’un calme de carte postale / des nuages duvetant à travers des chouches de bleu / enfumé, oeuf de rouge-gorge, soie foncée, / Vénus flirte avec la nuit tombante / la lune grossit quand, un à un / des feux commencent à bourgeonner le long de la côte.

Beslist boeiend om naast elkaar te lezen. Verwarrend soms ook. Want ineens zit ik me af te vragen waarom het in drie talen om een roodborstei gaat, en in één (het Duits) om roodborsteierén. Global Night Car is een wonderlijk ding, dat ook nog eens mooi vormgegeven is. Je kunt deze bundel meermaals en op verschillende wijzen lezen. Een aanrader!

 

Global Night Car, diverse dichters, World Internet Books, Duisburg-Antwerpen, 2012, ISBN 9 783844 811674

 

ACHTZIG - Reiner Kunze, drietalige bloemlezing n.a.v. zijn tachtigste verjaardag, Annmarie Sauer en Job Degenaar (2013)

Reiner Kunze tachtig lentes jong, door Roger Nupie in De Boekhouding: 

 

Wie ooit voet aan land heeft gezet in de DDR zal zich wellicht herkennen in de anekdotes over de kafkaiaanse bureaucratie die Job Degenaar in zijn inleiding aanhaalt, en misschien ook kunnen aansluiten bij deze conclusie: In die tijd van kapitalisme en conservatisme in het Westen had ik, als veel van mijn vrienden, naïeve sympathie voor de communistische idealen. Die ene dag in de DDR genas me daarvan.

Maar goed, het gaat hier wel degelijk over de poëzie van Reiner Kunze, die ter gelegenheid van zijn tachtigjarige verjaardag bedeeld wordt met een selectie uit zijn werk in de Bordeauxreeks van Uitgeverij Liverse, waarin eerder al werk van Kavafis en Charles Bukowski verscheen. Naast de originele tekst is telkens ook een Nederlandse (Job Degenaar) en Engelse vertaling (Annmarie Sauer) opgenomen.

Kunze werd na de publicatie van Die wunderbahre Jahre (1977) naar West-Duitsland verbannen, waar hij in 1982 dan weer in conflict kwam met de West-Duitse schrijversbond. De teksten die expliciet gerelateerd zijn aan de vroegere DDR-situatie zijn, hoe sterk en indertijd succesvol ook, om compositorische redenen niet opgenomen, schrijft Degenaar. Er werd geselecteerd uit werk van 1969 tot 2007.

Degenaar steekt zijn bewondering voor Kunze niet onder stoelen of  banken: Reiner Kunze heeft veel voor mij en mijn dichterschap betekend. Zijn loepzuivere beelden en soms scherpe, maar bovenal menselijke en wijze gedichten beklijven door hun eenvoud en kernachtige formulering: je neemt ze een leven lang mee.

Natuurbeelden en bespiegelingen over het mensdom versmelten in deze vaak korte en ogenschijnlijk lichtvoetige gedichten.

Aangezien de gedichten in drie talen zijn opgenomen, is het verleidelijk de versies onderling te vergelijken. Dat er in gedichten in vertaling altijd wel iets verloren gaat is een dooddoener. Door niet altijd voor de meest voor de hand liggende vertaling van een bepaald woord of begrip te kiezen, leidt dat ook wel eens tot een meerwaarde. Degenaar en Sauer hebben een mooie, degelijke en vlotte vertaling afgeleverd waarbij ze met zorg over de poëtische geest van Kunze gewaakt hebben.

 

Rudern zwei

 

Rudern zwei

ein boot,
der eine
kundig der sterne,
der andere
kundig der stürme,
wird der eine
führn durch die sterne,
wird der andere
führn durch die stürme,
und am ende ganz am ende
wird das meer in der erinnerung
blau sein

Als er twee roeien

 

Als er twee

in een boot roeien,
de een met verstand
van sterren,
de ander
van stormen,
dan zal de een
door de sterren leiden,
de ander door de stormen,
en aan het eind helemaal aan het eind
zal de zee in de herinnering
blauw zijn

When two row

 

Two rowing

a boat,
the one
skilled in stars,
the other
skilled in storms,
the one will
steer through the stars,
the other will
steer through the storms,
and at the end at the very end
the sea as a memory will
be blue

Achtzig, Reiner Kunze, drietalige uitgave, vertaling Annmarie Sauer (Engels) & Job Degenaar (Nederlands),  Bordeauxreeks nr. 21, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2013,  ISBN 978-94-91034-25-1

 

THORLEIF (2014) - BEELD EN POËZIE

 

Bert Bevers in De Auteur/Boekhouding/VVL): 

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: een fijne nieuwe bundel is Thorleif van de productieve Job Degenaar. Vijf jaar geleden zag Handkussen van de tijd het licht, een bloemlezing uit zijn eerste zeven bundels, die een jaar later reeds een tweede druk beleefde. Kom daar nog maar eens om in de poëzie.

Dit jaar verschenen de drietalige poëziebloemlezing Achtzig van de 80-jarige Duitse dichter Reiner Kunze, waarvan hij de samenstelling en de Nederlandse vertaling voor zijn rekening nam, en het beeldverhaal Het orakel van Parijs, dat hij schreef bij illustraties afbeeldingen van Monica Maat.

Voor Thorleif liet de sympathieke Job Degenaar (° 1952) zich inspireren door fascinerende tijdsbeelden die dik een eeuw geleden werden gemaakt door de naar de Verenigde Staten geëmigreerde Noorse fotograaf Thorleif Sverre Pedersen Cooke (1878-1950). Die Engelse achternaam dankte hij aan Mary Jane Cooke uit Cambridge, Massachusetts, een kinderloze weduwe die hem adopteerde toen hij nota bene reeds 31 was. Zij liet hem een vermogen na, hetgeen hem in staat stelde te reizen en te fotograferen. Degenaar raakte in de ban van wat Thorleif zoal op droge glasplaat vastlegde, en schreef er 20 gedichten bij. Het is immer een heikele onderneming om iets te schrijven bij bestaand beeld, maar Degenaar is er schijnbaar moeiteloos in geslaagd om tot autonome verzen te komen, die je toch net weer iets anders leest wanneer je de foto’s bekijkt die er de aanleiding toe waren. Die je dan ook weer net iets anders beziet wanneer je de gedichten hebt gelezen die er bij werden geschreven. Een en ander levert een fraaie caleidoscopisch spectrum op. Bij een opname van de fotograaf (die geregeld met de zelfontspanner in de weer was) met zijn zus en verloofde op Revere Beach Boulevard (het eerste openbare strand) schreef Degenaar Nu en hierGeen grotere uitzinnigheid / dan vrij het water in, de oceaan / is eindeloos als dit leven hier //  Straks is alles passé, ben je / een schim van wie je was / blader je met bevende vingers // door je droge plaatjes, blijft / je hand hier even dralen: ach / hoe mooi en bitter lang geleden.

Mooi ook (uit Terugblik uit een later eeuw): Verwonderd bezie je de wereld waaruit je / komt, gaat en in het niets verdwijnt. Of: Geef jij mij een duurzaam heden / ik jou voeten in de tijd? (uit Woord vs. beeld). Verder zetten automobielen, zeppelins, vliegtuigen en spoorwegarbeiders de pen van de dichter in beweging. Maar ook stadsgezichten van New York, indianen en het huis waarin Thorleif woonde. Ontroerend mooi is de Optocht der olifanten, een gedicht dat eindigt met En niemand van ’t geamuseerd publiek / die hun radeloosheid voelde // toen ze verdreven werden / uit hun bossen, hun zachtgroene steppen / en naar dit stenen decor verscheept.

Met Thorleif breidde Job Degenaar zijn oeuvre uit met een pareltje.

JOB DEGENAAR – THORLEIF. BEELD EN POËZIE (2014)

 

Verwonderd bezie je de wereld, Meander, vanaf 7 jan, 2015

door Joop Leibbrand

Thorleif Sverre Pedersen (1878-1950) was een van de vele Noren die vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw emigreerden naar Amerika. Op latere leeftijd werd hij daar geadopteerd door de kinderloze weduwe Mary Jane Cooke, van wie hij de achternaam aannam. Het vermogen dat hij van haar erfde stelde hem in staat als amateurfotograaf het land door te reizen.

Job Degenaar vertelt niet hoe hij op het spoor van Thorleif Cooke en diens tussen 1911 en 1913 op droge glasplaten gemaakte foto’s kwam, maar bij twintig ervan schreef schreef hij een gedicht en hij tekent daarbij aan ‘Gedichten schrijven bij bestaande afbeeldingen is een spannende onderneming. Eenmaal verenigd willen ze niet door de ander gedragen worden, maar op eigen benen staan en het liefst elkaar versterken.’

Woord vs. beeld

Voor jou is het altijd hier en nu
Heb ik je daarom opgediept?

Ik moet maar dealen met een taal
die zich laat knechten door de dagen

jij kiest je onderwerp, positie
opent de registers van je camera

magnesiumflits, rookpluim en weer
op weg naar een volgende eeuwigheid

Geef jij mij een duurzaam heden
ik jou voeten in de tijd?

Cooke’s foto’s – o.a. treinen, vliegtuigen, stadsgezichten, indianen in wildwestshows, een Circus Parade met olifanten – hebben niets meer te willen, maar de gedichten bereiken in ieder geval dat je nóg eens kijkt om te zien waarop de fotograaf zijn aandacht richtte, en nu ook vanuit het perspectief van de waarnemende en beschrijvende dichter. Veel beter worden ze er niet van, daarvoor is de grijzige kwaliteit van de afbeeldingen te matig en hebben ze qua voorstelling te weinig bijzonders. Eigenlijk is de enige charme dat ze oud zijn en dat definitief alles voorbij is. Wat hier vaart, rijdt en vliegt is uit de tijd verdwenen en met zekerheid leeft van wie werd geportretteerd of min of meer toevallig op een foto figureert, niemand meer.

Terugblik uit een later eeuw

Krakend op z’n tandrad duwt de loc de wagon
omhoog, over de dizzy makende achtbaan
stijg je hoger en hoger boven jezelf uit
is er alleen nog wind, een roedel mensheid
en ‘t gesteun en geblaas van de locomotief

Verwonderd bezie je de wereld waaruit je
komt, gaat en in het niets verdwijnt
En geen van je bondgenoten, op weg
naar de top, net als jij vervuld van gouden
dageraad en dromen, ademt nog

Met de gedichten levert Degenaar vakwerk, maar je proeft er het ‘ambachtelijke’ in, wat ‘Thorleif’ juist ook door die eenheid van beeld en tekst wel enigszins het karakter geeft van een werkstuk.
Of de gedichten de context van de bundel ontstijgen, waag ik te betwijfelen, daarvoor is de gebondenheid aan de foto’s vaak te groot.

Indians on horseback

Het opperhoofd is vreedzaam op oorlogspad
zijn manschappen te paard, geplukt uit
een Karl May, spelen voor dollars
hun verloren waarheid na

Ten aanval klinkt het en joelend
sluiten ze de gehate vijand in
Verbeten hun blikken
om de paljassen die ze werden

Een sterk punt is dan wel weer hun nuchtere eenvoud, en wat dat betreft zijn ze als de foto’s, die nooit spectaculair zijn. Degenaar maakt de zaken niet mooier dan ze zijn, laat zich niet verleiden tot diepzinnigheden waarvoor geen aanleiding bestaat en blijft op een enkele regel na ver genoeg weg van de makkelijke weemoed over alles wat verloren ging.

Al met al een mooi boekje.

Thorleif – Beeld en poëzie, Job Degenaar, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2014, ISBN 9 789491 034442

 

Voor even aan de schemer ontrukt - 03.07.2015, Leeuwarder Courant/Dagblad van het Noorden, Eppie Dam:

Titel: Thorleif. Beeld en poëzie. Auteur: Job Degenaar.

Uitgever: Liverse. Prijs: 14,95 euro (58 blz.). 

Een eeuw geleden emigreerde de Noorse amateurfotograaf Thorleif Cooke naar Amerika. Tussen 1911 en 1913 vereeuwigde hij zijn omzwervingen op droge glasplaat. Honderd jaar later krijgt de Lemster dichter Job Degenaar de beschikking over Thorleifs fotografisch materiaal. Hij trekt zich terug in het Roland Holsthuis en ontwikkelt daar zijn bundel Thorleif, bestaande uit dertig foto’s en twintig gedichten. Medio december 2014 rolde de eerste druk van de persen. Dat de oude zwart-witfoto’s nogal grijs en schemerig oogden, daar zou het honderd jaar tijdsverschil wel debet aan zijn. Maar nu, een halfjaar later, komt de uitgever met een tweede, aangepaste druk, en opeens stralen de antieke platen je helder tegemoet. Dat heet vereeuwigen. Wat zijn zoal de beelden die Thorleif aantrof in het Amerika begin twintigste eeuw? Om iets te noemen: de Selden, een van de eerste automobielen; een trein met een rookpluim; een luchtschip, te zwaar voor de lucht; een dubbelgevleugeld vliegtuig; een stoomboot op de Hudson. Behalve voor techniek, had Cooke (die later automonteur werd) ook aandacht voor mensen: burgers op straat of ergens aan boord; ontwortelde Indianen, tegen wil en dank poserend voor zijn camera. Dichter Job Degenaar laat de beelden op zich inwerken. Nu eens richt hij zich rechtstreeks tot de fotograaf, dan weer becommentarieert hij een foto, of stelt hij een vraag aan iemand die hem raadselachtig aankijkt: ‘Wat maakt, meisje, je zo van streek?’ Hij ziet de trieste optocht van slagtandloze olifanten die voor de show door de stad paraderen, dezelfde show waar de oorspronkelijke bewoners van het continent intussen aan zijn blootgesteld. Het zou verontwaardigde poëzie op kunnen leveren, maar Degenaar kiest voor de beschouwende toon. En hoewel hij soms bijna te veel afstand bewaart, is zijn standpunt altijd duidelijk. Degenaar speelt een mooi en ernstig spel met het begrip ‘vereeuwigen’. Hij wendt zich tot de fotograaf, ‘weer op weg naar een volgende eeuwigheid’, en vraagt zich af: ‘Geef jij mij een duurzaam heden, / ik jou voeten in de tijd?’ Ja, zolang het duurt. Thorleifs levenswerk kwijnde in vochtige dozen in een zomerhuis aan de Oslo-fjord, ‘verbleekt, verweerd, als wij / om niet meer vragend dan / de schemer der vergetelheid’. Maar werd er door een dichter, ver weg in tijd en op een andere plaats, voor even aan ontrukt. EPPIE DAM

 

HET ORAKEL VAN PARIJS ,  Monica Maat en Job Degenaar (2014)

De Boekhouding, door Nicole Van Overstraeten:

 

Een intrigerend pocketboek is Het orakel van Parijs. Dit miniboekje is ontworpen door dichter, zanger-gitarist, verhalenschrijver en docent Job Degenaar, in samenwerking met Monica Maat, dichteres, illustratrice, meubelontwerpster en liedjeschrijfster.

Het orakel van Parijs ligt aangenaam in de hand. Een glanzende kaft, een dertigtal kleine hoofdstukken, geserveerd als hapklare brokjes leesvoer, plus een even groot aantal kleurrijke illustraties (die een beetje doen denken aan gravures uit oude Franse tijdschriften) nodigen uit tot kijk- en leesplezier. De cover vermeldt dat het hier gaat om de memoires van Sophie Natalie Lippens (1961-2013), voorheen wildebras en stewardess, thans mannequin, verhaallegende en levenwswijze.

In de eerste hoofdstukken presenteert de auteur Sophie Lippens, ex-stewardess en fotomodel. Op haar dertiende wordt ze naar een meisjesinternaat gestuurd, op haar twintigste is ze al stewardess. Eind jaren tachtig raakt ze verzeild in de onderbuik van Parijs, in een doolhof van gangen: het Labyrint. In theater Le Miracle vinden optredens plaats. De lezer maakt kennis met de blinde Joe, een knappe cowboy uit Texas en stripper. Sophies oom Jean-Louis zingt liedjes van Johnny Hallyday, Elvis Presley en oude blueszangers. Nick, een echte dandy, voormalig pianoleraar van Sophie, is de pianist. Kunstschilder Pierre vindt de hele Cobrabeweging alweer passé. Patrick, de portier, schermt een elegante en geheimzinnige dame, La Belle Dame sans Merci, af voor ongenode bezoekers. Zij bekleedt een functie in de Parijse metro, schrijft gedichten en verwijst Sophie door naar het orakel. Die ‘zwerfjongen met het dier’, houdt zich ook schuil in het Labyrint en zou het antwoord weten op alle levensvragen.

Sophies hartsvriendin trekt bij haar in. Sjaan heeft een oogje op Pierre, Sophie lonkt naar Joe, haar knappe cowboy. Samen met Sjaan maakt Sophie een trip naar Lourdes, waar zij Pierre spotten. Terug in Parijs raadpleegt Sophie het orakel. Ook Pierre en Nick vragen raad aan de zwerfjongen en zijn dier. Behandel elkaar en het leven goed. En ik beloof u voorspoed, orakelt hij. Sjaan en Sophie beklimmen nde Eiffeltoren. In het sjieke resto Jules Verne bestellen ze een krabcocktail met een glas Chablis. Als ze naar het panorama kijkt, overziet Sophie haar Parijse avontuur in slow motion. Op 1 september 1990 ruilen de dames Parijs definitief voor Knokke.

Het lijkt wel of de auteur verhaaltjes schrijft bij prentjes. Het zou ook omgekeerd kunnen: misschien heeft de illustratrice plaatjes gemaakt bij notities van de schrijver. De lezer kan, bij het bekijken van de plaatjes, eventueel zelf een verhaaltje bedenken en het dan toetsen aan de teksten van Job Degenaar. Een speels en interactief concept! Maar sommige pagina’s in Het orakel van Parijs zijn slordig geschreven: het meervoud van likeur bijvoorbeeld, is likeuren, niet likeurs! Ik laat het aan de lezer om te oordelen of Job Degenaar juist en spannend Nederlands schrijft: Pappa was muzikaal en speelde klassiek gitaar. En: we schurken ons met onze ruggen er lekker tegenaan en zetten de televisie aan. Proost!

 

Het orakel van Parijs, Job Degenaar en Monica Maat, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2014, ISBN 978-94-91O34-28-2

 

HERTENBLUES (2017)

Frank Decerf over Hertenblues (2017) in De Boekhouding: 

 

'De taal van Degenaar is fris, ongegeneerd, sterk en dynamisch. Het ritme is modern. Hertenblues telt 6 cycli. De kracht van deze bundel is de keuze aan ongewone situaties die Degenaar durft aan te pakken. Duidelijk is dat aan deze gedichten gewerkt is. Er is zeker veel geschrapt. De auteur heeft gebeiteld tot het resultaat niet beter kon. Voor, lezers die op zoek gaan naar verdoken boodschappen is er in dit werk ook een aanbod. Soms zijn er raaklijnen met nonsens poëzie, maar dat is juist verfrissend en bij Degenaar nooit flauw en storend.' 

 

Hertenblues - door Frank Decerf:

Job Degenaar is al decennia lang met de literatuur begaan en zijn inbreng is nooit aflatend en bijna continu. Hij vertrekt vanuit de visie dat mogelijke poëzie start vanuit wat gepriegel op een vodje papier. Job steekt het onder geen stoelen of banken, poëzie is niet zo belangrijk als velen willen doen uitmaken. Bij zijn opbouw volgt Degenaar geen strakke afspraken. Hij gaat nogal zeer vrij om met vormgeving en inhoud. Dichters zijn trouwens enkel wat geluid op de achtergrond en dus eigenlijk nutteloos. Dit bewijst zowat de alomtegenwoordige knipoog die Degenaar zijn lezers toegooit. In een gebalde taal serveert hij flitsende beelden, gelardeerd met ratelende adjectieven. Zo komen veel van zijn gedichten filmisch over. Het is waardevol als een auteur zijn eigen schrijfsels relativeert. Het is verfrissend. Deze talentvolle dichter bewijst dat elke muze hem van dienst kan zijn. Als we een gedeeltelijke opsomming maken dan krijgen we onder meer schilderijen, collages, fotomateriaal, beeldhouwwerken, reisimpressies, muziekfragmenten, al of niet overleden artiesten en het dagelijkse leven zelf. Het motto van Hertenblues luidt als volgt: Doch schon [sic] der Kiesel nimmt die Wärme an der Hand van Reiner Kunze. Naast natuurgedichten is deze realistische dichter ook niet gespeend van zwarte humor en guitige tragiek zoals in het gedicht Treurzang om een woekerweefsel:

 

Alles is het om het even

m’n liefje heeft nog kort te leven

ze ligt zo stil naast me te slapen

elk rumoer in haar verdween

alle dromen zijn verstomd

enkel wachten op wat komt

m’n liefje heeft nog kort te leven

Onzichtbaar groeide het zich vast

zaaide verderf en sloeg toe

ik wou dat ik in de tijd kon teruggaan

en deze vileine parasiet verjagen

ze is zo moe, zo zwak van niets

haar stem zo dun als flageolet

m’n liefje heeft nog kort te leven

Ze ligt zo dierbaar in m’n armen

en al veel stiller dan voorheen

moed verloren, al verloren

twee bange wezentjes bijeen

gisteren nog een prachtig lijf

en nu van dimmele dommele deine

m’n liefje is aan het verdwijnen

 

De dichter brengt een aaneenschakeling van afstandelijke observaties. Ook het keren van de seizoenen zet hem aan tot schrijven. Vele van zijn gedichten zijn bedekt met een flinterdun bovenlaagje humor of relativering. Het versterkt de smaak. Deze bundel, die overigens heel kloek van vormgeving is, presenteert heel mooie kleurfoto’s van de kunstwerken waarmee Degenaar tot communicatie komt. De taal van Degenaar is fris, ongegeneerd, sterk en dynamisch. Het ritme is modern. Hertenblues telt 6 cycli. De kracht van deze bundel is de keuze aan ongewone situaties die Degenaar durft aan te pakken. Duidelijk is dat aan deze gedichten gewerkt is. Er is zeker veel geschrapt. De auteur heeft gebeiteld tot het resultaat niet beter kon. Voor lezers die op zoek gaan naar verdoken boodschappen is er in dit werk ook een aanbod. Soms zijn er raaklijnen met nonsens poëzie, maar dat is juist verfrissend en bij Degenaar nooit flauw en storend.

 

Hertenblues, Job Degenaar, Uitgeverij Liverse, 2017, ISBN 678 94 92519 09 2

 

BLUES OP DE STROOMFIETS, door Maurice Broere, Meander, vanaf 18 feb, 2018:

Taal is geen stilstaand gegeven, maar voortdurend aan verandering onderhevig. We moeten om gezond ouder te worden bewegen en dat is kennelijk niet tegen dovemansoren gezegd, want als je op een willekeurige zomerdag op je fiets stapt dan kom je hordes ouderen in felgekleurde windjacks op e-bikes tegen. Uitstekend, er is geen plaats voor ergernis, want de mensheid is goed bezig, maar …  e-bikes, dat woord schuurt, weer zo’n overbodige Engelse enclave in ons mooie Nederlands. Job Degenaar heeft de remedie gevonden en introduceert het woord stroomfiets. Een vondst waar iedereen op zou kunnen komen. Toch ben ik de dichter dankbaar voor dit neologisme en hoop dat het ingang zal vinden in brede kring. Zelf ga ik het in ieder geval vanaf nu gebruiken. Vermoedelijk is het overigens niet een vondst van de dichter, want ik kwam op het web een verhuurbedrijf in Kampen tegen met de naam Stroomfiets en ze bleken ook nog stroomfietsen te verhuren.

Niet alle nieuwigheden in de bundel Hertenblues kan ik waarderen, want Degenaar laat af en toe het werkwoord weg, zoals je de laatste tijd veel hoort doen: ‘dus giechelen ze om hun selfies en juist / als er gestemd moet over een campagne / tegen het bewind, dribbelen ze op / kousenvoetjes om thee en koekjes weg’. In een andere regel laat hij het werkwoord ‘gaan’ weg: ‘Vannacht zouden we naar Zeeland / met koffers vol jeugdherinneringen’.

Het motto van de bundel is een dichtregel van de Duitse dichter Reiner Kunze. Degenaar heeft gedichten van deze Duitser vertaald. Het motto luidt: ‘Doch schon der kiesel / nimmt die wärme an / der hand’.
Ik denk dat hij dit motto heeft gekozen om tot uitdrukking te brengen dat we de dingen die we waarnemen, meemaken en lezen, opslaan in ons geheugen en integreren in ons brein tussen de eigen indrukken. Zoals een steentje in je hand de temperatuur van de hand overneemt.

Hertenblues is opgebouwd uit: ‘Klein verband’, ‘Ultieme levenstekens’, ‘Mores leren’, ‘Verzen voor bejaarden’ en ‘Radioruis, sneeuwbeeld’. Tussen de gedichten staan zes illustraties, die verband houden met het gedicht op de naastgelegen pagina. Dat is wel prettig; niets is zo vervelend als er geschreven wordt over een kunstwerk waar je geen voorstelling van hebt.

Degenaar is een uitstekend observator, weet de sfeer in combinatie met de omgeving prachtig onder woorden te brengen en geeft goed de stemming van de dichter weer. Een voorbeeld met mooie metaforen: dribbelende meeuwen, droeve fietsen en hobbelende tractoren. Je proeft de sfeer van zo’n natte voorjaarsmorgen.

Een vroege lente op Texel

Wind drukt het eiland neer, de zee gromt
meeuwen dribbelen rumoerig langs de vloedlijn
inktwolken legen zich haastig op het land

achter de dijk schuilen dicht bijeen de schapen
de gekromde bomen bukken nog dieper, in de verte
zijn de ganzenzwermen en boerderijen gewist

De droeve fietsen, het wasrek op de tocht
de uitgebeten tuinstoelen, alles kwijnt
in deze morgen, die maar niet dagen wil

Een trekker hobbelt door het uitzicht en blijft
steken in de modder, moment waarop alles
stilvalt: als een herinnering staan we voor het raam

buiten de onberekenbare wereld, houden
de adem vast, steunend op elkaar
en op de knoppen van gele krokussen

De dichter is een levensgenieter wat blijkt uit de gevarieerde onderwerpen: wijn, reizen in eigen land en verre oorden, humor, actualiteit, nostalgie en, onvermijdelijk, de dood. Vaak gebuikt hij een relativerende toon, zoals blijkt uit het onderstaande gedicht waarin ook de titel van de bundel verwerkt zit. Het begint met de beschrijving van een bijeenkomst waarbij wellicht wat gedronken wordt, vervolgens genieten ze van het uitzicht en ondergaan de magie van het heelal, later keren ze terug naar triviale dingen als Facebook en roken. Dit alles weer met mooie metaforen en een aardige synesthesie: tokkelende sterren op het netvlies

Hoog uitzicht op dit leven

Er lag gestapeld hout dat gloeide
de zon verwaasde achter de bergen
we dronken nostalgisch op het geluk

en bleven zitten, licht beroesd
de avond werd vanzelf nacht
Boven ons installeerde zich

een ontregelend decor van sterren
tokkelend op ons netvlies, soms
doorkruist door stille satellieten

de lichtpijlen van hemelsteen
en het nabij geknipper van
zacht snorrende vliegtuigen

Toen was ’t voor ons, stervelingen
weer mooi genoeg geweest
en omsingelde grondmist ons

een ging op Facebook
een ander rolde een sigaret
en blies vraagtekens de ruimte in

In de verte, vanuit het duister
loeiden herten
hun oude blues

In een aantal gedichten is de dood een motief, een gestorven geliefde en de overleden moeder van de auteur. In het gedicht dat volgt, schetst hij de situatie in een lijkwagen. De natuur buiten de zwarte auto gaat ongestoord zijn gang, net als de tomtom en de chauffeur die honderduit praat over allerlei onbenulligheden. De dichter is heel sociaal aangepast en doet alsof hij luistert, maar zijn gedachten zijn in feite bij de dode moeder die in de kist achter hem ligt en hij voelt hoe haar lichaam reageert op de bewegingen van de auto.

Reisje met moeder langs het IJsselmeer

We zoeven statig over de dijk, omgeven
door water, wolken, meeuwen en klieken
aalscholvers, zwart in boomkarkassen

de auto is gepavoiseerd in grijs, de tomtom
beveelt in decibellen, de chauffeur praat
honderduit; ik klem twee foto’s in m’n hand

die haar kist bij ’t afscheid opfleurden:
als meisje dat uitdagend de lens in lacht
en vrouw op leeftijd met broze blik

Wat zou ze genieten van dit panorama
maar ik zie steeds maar voor me hoe haar hoofd
bij elke bobbel schudt en meezwenkt in de bochten

en hoe die kletsmajoor en ik haar straks
voorbij de overkant, naar de lage aula tillen:
haar kilste nacht bovengronds

Tot slot, Hertenblues is een bundel met aansprekende, toegankelijke poëzie, waarin de dichter ons meeneemt in universele gevoelens, waarin we veel van onszelf herkennen. Moderne gedichten met een kop en een staart, niet hermetisch, maar waarin toch wat te raden overblijft.

***
Job Degenaar (1952) schreef o.a. de bundels Bericht voor gelovigen (1976), Het wak (1980) en ’t Vlak ligt klaar (1989). Nadat uit deze drie bundels in 1991 een Poolse bloemlezing werd samengesteld, verschenen De helderheid van morgens (1992), Van de arena en het lastdier (1995), Dus dit is zomer (1998), Huisbroei (2003), Vluchtgegevens (2011), Handkussen van de tijd, een keuze uit 35 jaar poëzie (2012), Thorleif (beeld en poëzie, 2014), Het fonkelt in ‘t Dok -Lemmer en omgeving in 22 schilderijen en gedichten, i.s.m. schilder Lammert Sloothaak (2016).

 

BIJEENGEZWEGEN (2021)

Nog kijken als de kringen weg zijn, door Jeanine Hoedemakers, Meander vanaf 30 aug. 2021:

Job Degenaar (1952) studeerde Nederlandse taal- en Letterkunde aan de universiteit van Amsterdam.

‘Bijeengezwegen bevat een keuze uit haiku’s, tanka’s en andere (ultra-) korte verzen van Job Degenaar, gepubliceerd vanaf 1975, veelal in andere versie en aangevuld met recent werk.’

Bovenstaande tekst staat op de achterkant van de bundel onder een foto van de dichter. Met de armen over elkaar geslagen kijkt hij in de camera. ‘Veel leesplezier, ik heb mijn best gedaan’, lijkt hij te willen zeggen.
De bundel beslaat 27 genummerde pagina’s en sluit vervolgens af met een bibliografie en een overzicht van de poëzie en het proza van Degenaar. Of er sprake is van een chronologische volgorde is me niet duidelijk. De titel van de bundel spreekt me erg aan. Hij roept herkenning op. Alles wat er in en buiten de dichter om gebeurt, zwerft ergens in de stilte en als je lang genoeg stil bent, duiken al die gebeurtenissen en beelden op. Het is dan aan de dichter om er wat belangrijk is tussenuit te vissen en er bestaansrecht aan te geven. Ook een enkel beeld of een speciaal moment kan de dichter al tot bijeen-zwijgen brengen. De met confetti bestrooide lippen op de cover spelen met mijn voorstellingsvermogen. Zo gaat een mond eruit zien als er allerlei gedachten omheen gaan spelen, is wat ik er bij fantaseer.

Degenaar begint met een interessant, 5 pagina’s tellend voorwoord over de eerste voortekenen van een opkomende waardering voor het oosterse gedachtegoed in de jaren vijftig van de vorige eeuw en de invloed die het op hem had. Het ontstaan van de haiku is er kort maar duidelijk in verwoord.

Een fragment:
‘In die oosters gerichte interesse gedijde ook de belangstelling voor niet westerse- poëzie, met name de door het zenboeddhisme geïnspireerde haiku’.

Het voorwoord eindigt met de woorden:
‘De teksten in Bijeengezwegen zijn uitsluitend gekozen op kwaliteit en bruikbaarheid, wars van prangende keurslijven. Bezie ze vooral vanuit de opvatting ‘Less is more’ (Robert Browning), in het beste geval als verfrissingsdoekjes voor ziel en zintuigen.’

ook punaises wroeten zich een hol
veilig achter schild en memo’s

‘Ook punaises’ schrijft Degenaar. Het woord ‘ook’ neemt een belangrijke plaats in. Misschien dacht de dichter op het moment dat hij een punaise gebruikte: ‘Hé, ook punaises wroeten zich een hol, net als ikzelf.’ Ik vermoed dat hier de jonge Degenaar aan het woord is. Mens en voorwerp, in dit geval punaises, gaan hand in hand. Een aha-beleving of een vernuftig foefje om het ons welbekende fenomeen, zich verschuilen achter het een of ander, aan het licht te brengen. Hetzelfde beheerste taalgebruik alsook de treffende en soms opvallende zienswijze zie ik terug bij de andere tweeregelige gedichten, stuk voor stuk met een vergelijkbaar aantal lettergrepen, 15, soms 18 of 20.

Na negen tweeregelige gedichten waarvan bovenstaand gedicht er een is, volgen de haiku’s. Dat wil zeggen, dan volgen de haiku’s netjes in de vorm zo de meeste lezers hem kennen; kort (5 lettergrepen), lang (7 lettergrepen), kort (5 lettergrepen). Liefst maximaal 17 lettergrepen.

als je heel stil bent
hoor je hoog in de bergen
de vissen zingen

Deze haiku viel me niet alleen onmiddellijk op, hij blijft ook hangen. Het is de vraag of deze haiku een observatie is. Immers, kun je vissen horen? Stond de dichter op één van die bergen? De klassieke haikudichter zal waarschijnlijk protesteren, geen seizoenwoord bijvoorbeeld, geen cesuur, te poëtisch, waar komen die vissen vandaan, is dit een pure observatie? Ik lees hier wel degelijk een haiku. Een haiku die je als één regel kunt uitspreken en je enorm verrast met een bijzondere derde regel. Een haiku, die je anders doet luisteren en nieuwsgierig maakt. Heel zen maar ook heel uitnodigend aards. De voeten stevig geplant in het hier en nu en luisteren. Ontdekken wat stil zijn vermag. Misschien dat je daarboven in de bergen de wind hoort suizen en dat vissen dus klinken als bomen in de wind. Een haiku die in al zijn eenvoud betovert.

Vanwege de pakkende verwoording en de zeggingskracht ervan, til ik een regel uit een haiku, die ik al kende. Hij trof me toen ik hem voor het eerst las en ook nu ontroert diezelfde haiku me weer. Niets dan lof over de unieke manier van verwoorden: ‘het doodst is hij als de wind’.

Ook de tanka’s in de bundel zijn fraai van beeld en taal. In zijn voorwoord vertelt Degenaar dat de haiku is voortgekomen uit de tanka. ‘De tanka is een, over 5 regels verdeeld vers van 5-7-5-7-7 lettergrepen, waarin vaak sprake is van een tweedeling.’ In de twee laatste regels wordt als het ware commentaar geleverd op de eerste drie regels maar op een manier die met het vers in zijn geheel harmonieert en er een net iets andere betekenis aan toevoegt:

hoe eens dit leven
zich opende: arendsoog
onder je kussen
een beroete trein met sneeuw
glinsterend door je dromen

Nog een regel uit een tanka waar waarschijnlijk de titel van de bundel uit is voortgevloeid: ‘je zweeg je verzen bijeen’.
Na de tanka’s komen de wat meer vrije verzen. Waren het eerst qua vorm duidelijk nog haiku’s of tanka’s, nu is de vorm per gedicht anders en dat doet een beroep op de concentratie van de lezer. Welke regels horen bij elkaar, welke niet? Het laatste gedicht uit de bundel:

vannacht onder de sterren
het aards verzet gezien:

magistrale rusteloosheid
in een roes van ritme steunend

op het broze rijm van liefde
de ogen sluitend voor daarna

De moderne haiku, de klassieke haiku, tanka en het ultrakorte gedicht, ze kunnen uitstekend naast elkaar bestaan. Niet enkel de taal leeft, ook de vorm leeft, is wat me al schrijvend invalt. Wat Degenaar doet, is vorm ondergeschikt maken aan de kracht van wat gezegd wil zijn. De essentie pakken of juist iets creëren waar het nog niet over ging. Hij kiest ervoor om zich niet door regels te laten hinderen, dat levert fraaie poëzie op en de geest van haiku en tanka gaat daar niet mee verloren. Degenaar toont zich een ervaren dichter, bewust van zichzelf in verhouding met alles in en om hem heen.

Ik heb de gedichten met veel plezier gelezen. Inspirerend vind ik ze en meerdere keren heb ik gedacht dat een ultrakort gedicht vanzelf een iets langer gedicht wordt. De taal van de interpretatie vult vrijwel elk gedicht aan. Hoe bereidwilliger de lezer, des te meer valt er te vinden in de korte verzen van Degenaar. Precies zo je een kiezeltje in de vijver gooit waarna de kringen volgen. Die kringen zijn het resultaat van de worp, maar je ziet ze enkel als je na het gooien blijft kijken en wie weet wat je nog te zien krijgt als je ook nog blijft kijken nadat het kringelen ophoudt.
____

Job Degenaar (2021). Bijeengezwegen. Uitgeverij Liverse, 36 blz. € 9,95. ISBN 9789492519696

 

HANDKUSSEN VAN DE TIJD (VIERDE DRUK)

 

Mario Molegraaf over Handkussen van de tijd, vierde druk (2021), PZC 01.11.2021: 

'JOB DEGENAAR HEEFT BEET MET ZIJN VERFRISSEND BELEGEN GEDICHTEN'

 

Een nieuwe lente, een nieuw geluid verwachten we van poëzie. Maar waarom eigenlijk? Is een oude herfst, een oud geluid niet even goed? Zonder het te benoemen, misschien zelfs zonder het te beseffen, past Job Degenaar deze leus toe. 

‘Nu ik meer weet dan me lief is,’ luidt een kenmerkende regel van hem. Een regel die niet eens in een van zijn herfstgedichten staat maar in een gedicht over voorjaarsgeruchten aan het eind van februari. Poëzie hoeft niet altijd te verwijzen naar het ongekende, nog nooit gezien. Ze kan met evenveel recht in het teken staan van het maar al te bekende, honderd keer meegemaakt.

Degenaar, in 1952 geboren te Dubbeldam, vindt weerklank met zijn verfrissend belegen gedichten. Zijn bundel ‘Handkussen van de tijd’, met ‘een ruime keuze uit 35 jaar poëzie’, beleeft nu een vierde druk, aangepast en aangevuld. Voor zijn oude geluid vindt hij soms verrassende woorden. Hij beseft dat je de lezer moet verleiden met frappante vergelijkingen: ‘Als witte billen bij een donker lichaam’. Dat de poëzie af en toe zwaailicht en sirene mag voeren: ‘Wil een gedicht langer meegaan/ dan moet de titel een duikplank zijn’.

Maar zelfs over de lente, toppunt van nieuwheid, dicht Job Degenaar met schouderophalen: ‘Lente?/ Ach ja, die/ van bedauwde radijsjes/ kleurende meisjes/ van merels die met/ nestgoed slepen’. Hij weet hoe het eindigt met de merels, misschien zijn mooiste gedicht is deze haiku: ‘Een klompje merel/ het doodst is hij als de wind/ z’n veertjes optilt.’ Alles herhaalt zich, de dichter keert ook telkens terug naar dezelfde plaatsen. Waarbij hij een voorkeur heeft voor strand en zee, zeker ook voor Zeeland.

Hij dicht over een vervallen vakantiehuis in Zeeuws-Vlaanderen, over de herfst daar met jagers en omgeploegde velden. In Cadzand is hij op het zomeravondstrand, volgt hij een onfortuinlijke duinkever en zoekt hij fossiele haaientanden, ‘alleen met de zee en de miljoenen/ jaren in z’n hand’. Zoveel oude jaren dat er geen reden is je druk te maken over de nieuwste minuut.