Hertenblues als poëzie
Door mij geheel onwetend verscheen in de herfst van 2017 de dichtbundel Hertenblues van de in de Friese plaats Lemmer woonachtige dichter Job Degenaar. Toen ik deze uitgave voor het eerst in mijn handen hield, vroeg ik mij af waar de titel op moest slaan, maar de poëtische uitleg op de ommezijde deelt mede ‘... dat we een geluid op de achtergrond zijn dat anders is, een loeiend hert, en ‘leuchten’, om met Kunze te spreken, ‘im schatten der anderen’...
Hier wordt blijkbaar een Duitse filosoof geciteerd die de zelfstandige naamwoorden niet met een hoofdletter schrijft, zoals in zijn taal wordt gedaan. De tekst gaat dan verder met de aan de dichter gerichte vraag: Denk je dat over vijftig jaar iemand nog verzen van je reciteert? En meteen het antwoord van de dichter: Misschien dat een lieftallige studente me uit het stof haalt, tegen ’t licht houdt en meeneemt naar haar bed.
Het geluid van een loeiend hert vind ik enigszins mysterieus klinken. Heeft de harde kaft, waarom zo hard?, daarmee te maken? Vergelijkt Degenaar, als ik zijn wens overdenk om door een aantrekkelijk meisje naar haar bed meegenomen te worden, het loeien met het karakteristieke burlen dat mannetjesherten in de bronstijd plegen te doen?
Rivier
Op een dag volgde ik een rivier
iets in mij drong ertoe aan
met deze waanzin door te gaan
Om haar niet uit het oog
te verliezen doorkruiste ik
tuinen, bossen, moerassen
muren beklom ik, ik waadde door
geulen, nacht werd het en koud
de sterren en het geklots van golven
maakten dat ik niet af zou dwalen
Bij de monding daagde een veerboot
die van rood verschoot naar geel
en hemelsblauw, een vrouw
opende de kajuit, waaruit
gezang woei van sirenen
Aan tijd en plaats bindt de rivier zich
niet, onvoorspelbaar duikt ze op, met aan
het eind die kade, dat schip, die vrouw
Worden hier tegelijk op de een of andere wijze onderhuidse lijnen zichtbaar naar het wereldberoemde Griekse epos de Odyssee van Homeros?
Maar hoe het ook zij: ik vind deze poëzie zowel uitdagend als fascinerend. Een onnodige bevestiging daarvan lijkt mij het volgende gedicht. Onderdeel van
Zeezicht voor geliefden:
Lager en lager glijdt je mond, dan neem je
me over, dringt diep in m'n poriën door
en blaast het toneeldecor waarin ik leef omver
in de lijnen van je lichaam los ik op, je vragende
ogen, zachte lippen, je navel – as waar ik omheen
draai -, de kleine samentrekkingen van je heupen
Als een zijden laken, doodstil bij elk niet-aanraken
glijdt de avond over de duinen, de zee, de kalme wolken
Bij vlagen waait, op drift geraakt, de kamperfoelie aan
Heerlijk geheime poëzie.
‘Wunderbar gesagt’, zou Kunze zeggen.
Angelique Belsunce