Een blog over poëzie
Wouter van Heiningen (1963) is directeur van bibliotheek De Plataan, Vlaardingen e.o., en sinds 2010 secretaris/penningmeester van de stichting Ongehoord! en van het Nationaal Documentatiecentrum Maarten t Hart (tot 2021). Op zijn poëzieblog Zichtbaar alleen - alleszins de moeite voor een bezoek waard, vooral vanwege veel verrassende onderwerpen uit heden en verleden - verscheen vandaag deze recensie:
Geplaatst door Wouter van Heiningen
Job Degenaar
.
Begin dit jaar verscheen bij een van mijn favoriete poëzie-uitgeverijen, uitgeverij P, de bundel ‘Zomerschaduw’ van Job Degenaar. Job Degenaar (1952) is dichter en vertaler en studeerde in 1983 af in de Neerlandistiek, hoofdrichting Moderne Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was tien jaar voorzitter van Writers in Prison Committee van PEN Nederland en is sinds 2017 voorzitter van PEN Emergency Fund.
In 1976 debuteerde Degenaar met de bundel ‘Bericht voor gelovigen’ en nu is er dan ‘Zomerschaduw’ zijn elfde uitgave met uitsluitend nieuwe gedichten. In deze bundel staat het licht centraal; maanlicht, zonlicht, schaduwen, schemerlicht, lentelicht, het komt allemaal langs in zijn poëzie. Of, zoals Tom Veys het beschrijft in zijn recensie van deze bundel op Meander: “Het licht merk je vaak tussen de verzen”. Maar zijn poëzie is ook luchtig, ernstig en serieus, maar er zit ook humor in zijn gedichten, zoals in het gedicht ‘Ans’.
Ans
Twintig en nog onbevlekt, wringt ze zich
amechtig van haar fiets, om voor Facebook
te poseren bij een schittermeer in Fryslân
.
Vijf likes maar liefst: van amechtige tante
Truus, bedlegerige ome Piet, zwijgzame
Cousin Koos, diens morbide zoontje Joost
en zelfs van halfzus Coby, die
doorgaans alles maar zozo vindt
Ans van ‘Begeleid’
wordt zéér in eigen kring benijd
Zoals je leest (schittermeer) komt ook hier het licht terug. De onderwerpen die Degenaar kiest zijn heel verschillend (honden, geluk, verzetsmonument, muziek etc.) en zijn stuk voor stuk heel goed leesbaar. Voor beginnende poëzielezers en voor de wat gevorderde poëzielezer is er genoeg te ontdekken in zijn poëzie. In het gedicht ‘Carpe Diem’ blijkt zijn opmerkingsgave, waar, ook meteen, het licht weer zijn plek vindt.
Carpe Diem
Op een overbelichte zondag
waarin gehaast verkeer voorbij stoof
zag ik waar geen huizen zijn
geen luchtige moeders hun jongen tonen
onder bruinomrand kastanjeblad
mager, kaal, gekromd, pokdalig
iets bewegen van papier-maché
met een rechteroog dat door celdeling
tot wenkbrauwhoogte was opgestuwd
Dit bouwsel, ooit een mens als ik
schuifelde door mijn zekerheden
voor het terugviel in zijn scootmobiel